Aanval van FNV op gele vakbond LVB is tekenend: de pot verwijt de ketel…

Joost van Ladesteijn
Maakt de vakbeweging haar bijzondere rechtspositie eigenlijk nog wel waar? De vraag stellen is hem beantwoorden, ziet Joost van Ladesteijn.

FNV wil dat gele bonden geen CAO’s meer kunnen afsluiten. Die bonden voldoen volgens FNV niet aan de vereisten van onafhankelijkheid en effectieve vertegenwoordiging van werknemers conform internationale regelgeving.

FNV vraagt ondernemingen om loonstijgingen van 16%, maar biedt eigen personeel een magere 2%

Zij remmen daarmee de onderhandelingspositie van onafhankelijke vakbonden, beknotten het recht op effectief collectief onderhandelen en plaatsen zo werknemers in een kwetsbare positie. Daarom startte FNV in mei een procedure tegen LBV.

Het Nederlandse recht stelt weinig eisen aan een vakbond. Er wordt slechts gevraagd dat de partijen de vorm hebben van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en dat de statuten de bevoegdheid tot het sluiten van CAO’s uitdrukkelijk vermelden.

Het door Nederland geratificeerde IAO-verdrag 98 bepaalt dat partijen vrij moeten zijn van inmenging van de een in de zaken van de ander, bij de oprichting, de uitoefening van de werkzaamheden en het beheer van de organisatie. Onafhankelijkheid wordt ook genoemd in het toetsingskader AVV.

Transparantiekwesties

Opnieuw verwijt de pot de ketel: FNV is doorspekt met politiek en lobbyt nationaal en internationaal. Zij ontvangt toenemend overheidssubsidies – bedragen van meer dan zes nullen – wordt hoofdzakelijk gefinancierd door werkgeversbijdrages en maakt niet inzichtelijk in welke bedrijven zij belegt met een beleggingsportefeuille van zo’n € 30 miljoen.

Jaarverslagen worden mondjesmaat gepubliceerd, al is hierin wel zichtbaar dat bestuurders met minimaal EUR 140.000 per jaar 4x modaal verdienen, los van verstrekte vergoedingen. Effectief is FNV ten aanzien van zelfstandigen een gele bond en was het advies over de ZZP-wet in elk geval in dat verband niet onafhankelijk.

Moord en brand

Gelijktijdig kost het FNV geen moeite moord en brand te schreeuwen, tijdens stakingen, dat ondernemingen de salarissen met minimaal 16% salaris moeten verhogen, terwijl zij haar eigen personeel een eerste voorstel doet van 2%.

Nog pijnlijker is dat FNV de roze olifant in de kamer volstrekt negeert, maar zich wel beroept op eerlijke onderhandelingen. FNV is in diverse bedrijfstakken en onderneming verre van representatief, waaronder in de uitzendsector.

Slechts 16% van alle werkenden is lid van een vakbond. Dit betekent dus minimale vertegenwoordiging van werkend Nederland. Ondertussen bedient FNV zich van aansluitjachten met behulp van scratchtechnologie op websites en KVK-informatie.

FNV duldt geen tegenspraak en loopt daarbij geen risico’s, zoals een onderneming

FNV hanteert in dit dossier dezelfde beleidsmatige strategie als met schijnzelfstandigheid, waaromtrent het vorige kabinet onvoldoende eigenstandig positie heeft bepaald met alle gevolgen van dien heden ten dagen en komende tijd.

De redeneer-trits is dit keer: regelgeving is onduidelijk, er is sprake van oneigenlijk gebruik en misbruik via gele bonden en het is oneerlijk. Het enige dat ontbreekt is dat de brede welvaart of bestaanszekerheid onder druk zou staan, zoals wel steevast terugkomt in het “argumentatieschema” rondom (bijvoorbeeld) schijnzelfstandigheid.

Voor FNV moeten er verplichtingen en regels voor anderen bijkomen in haar belang. FNV zet daarbij procedures wederom in als een soort stakingsmiddel. FNV duldt geen tegenspraak, zoals LBV zegt, en loopt daarbij geen risico’s, zoals een onderneming. FNV gedraagt zich als haar eigen schrikbeeld van een corporate.

Fundamentele discussie

Tientallen jaren is politiek weggekeken van de rollen van de sociale partners, de overheid en de SER, miskennende de ontwikkeling van een pluriforme arbeidsmarkt.

Er dient een fundamentele discussie te worden gevoerd over de polder en in het bijzonder de representativiteit van en de vertegenwoordiging door de vakbeweging, zeker wanneer dispensaties mondjesmaat worden toegekend.

Zo dienen er minimale eisen te worden gesteld aan onafhankelijkheid en representativiteit, temeer het democratisch tekort van enige CAO: het heeft als consensus tussen een select groepje van partijen dat beperkt vertegenwoordigt, kenmerken van een wet, waarbij geen parlement aan te pas komt.

Wie beschermt de vrijheid in de werknemersvertegenwoordiging tegen deze zelf uitgeroepen beschermers?

Bij alle technologisering en globalisering is de vraag of de vakbeweging haar bijzondere rechtspositie nog kan waarmaken en niet moet verworden tot een idealistische pressiegroep, zoals Greenpeace, of tot consultant van onderhandelaars via ondernemingsraden.

Anders: wie beschermt de wendbaarheid, de innovatie en het maatwerk ofwel de vrijheid in de werknemersvertegenwoordiging tegen deze zelf uitgeroepen beschermers?