Kandidaat met een concurrentiebeding? Een kort geding levert altijd wat op!
Door: Marcus Draaisma, advocaat en partner Palthe Oberman advocaten
Waar een headhunter bij de werving van kandidaten altijd naar kijkt, is of de kandidaat belemmerd wordt door een concurrentie- dan wel relatiebeding. Een concurrentiebeding beperkt de kandidaat – doorgaans een jaar of langer – direct bij de concurrent te gaan werken.
Een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is altijd bewust getekend door de werknemer en is dus een belemmering voor een werknemer om bij een concurrent van de werkgever te werken. De rechter honoreert onderbouwde vorderingen tot nakoming dan wel betaling van overeengekomen boetes bij overtreding van een concurrentiebeding. Net als van een relatiebeding.
Afkopen
Bij een stevig concurrentiebeding zal de headhunter naar andere kandidaten gaan zoeken, zo vertelde mij de managing-partner van een internationaal executive search bureau voor het hogere segment. “Ook als er geen andere kandidaten zijn?”, vroeg ik. “Dan wordt het lastig en zal het concurrentiebeding eventueel afgekocht kunnen worden”, was het antwoord.
Tijdens een mondelinge behandeling van een kort geding gebeurt het regelmatig dat onder invloed van de rechter partijen alsnog afspraken maken
Maar als de de werkgever zich niet laat afkopen of de prijs is te hoog? Dan kan de kandidaat, al dan niet met financiële hulp van de beoogde werkgever, een kort geding beginnen met een verzoek tot vernietiging of matiging van het concurrentiebeding. De wet biedt die mogelijkheid, omdat iedereen recht heeft op vrije arbeidskeuze (een grondrecht). Een kort geding beginnen terwijl men al in dienst is getreden van een nieuwe werkgever, heeft over het algemeen minder kans van slagen. Dat wordt toch gezien als om een koekje vragen, terwijl men al bezig is de koektrommel leeg te eten en daarbij helaas betrapt werd.
Geheel of gedeeltelijk vernietigen
De rechter kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen als het concurrentiebeding niet noodzakelijk is voor de bescherming van zwaarwegende bedrijfsbelangen of als bij afweging van de belangen van de werknemer en de werkgever het concurrentiebeding de werknemer onbillijk benadeelt. Het concurrentiebeding mag geen ketting zijn waaraan de werknemer wordt gelegd. Er moet gegronde vrees zijn dat de concurrent waar de werknemer in dienst treedt een onevenredig voordeel krijgt door gebruik te maken van essentiële en strategische bedrijfsinformatie en bij de werkgever opgebouwde knowhow en klanteninformatie. Niet wat hij of zij al had meegenomen destijds.
Alsnog aanvullende afspraken
“Een kort geding levert altijd wat op”, hoorde ik een raadsheer eens zeggen. En dat is ook zo. Tijdens een mondelinge behandeling van een kort geding gebeurt het regelmatig dat onder invloed van de rechter partijen alsnog afspraken maken. Denk aan de omzetting van het concurrentiebeding in een relatiebeding. Er kan een ontslagdatum met garden leave worden afgesproken, zodat de werknemer nog even ‘vastgehouden’ wordt. Daarbij kan ook afgesproken worden dat de werknemer bij de concurrent voor een bepaalde periode geen klantencontact heeft. Zo is de kandidaat toch bemiddelbaar geworden.
Een kortgedingvonnis kan binnen zes weken verkregen worden en kost de kandidaat of zijn beoogde werkgever doorgaans minder dan de afkoop van een concurrentiebeding. Partijen kunnen daarbij afspraken maken over wie de kantonrechter zal zijn, over hoe geprocedeerd wordt – bijvoorbeeld met gesloten deuren – en over hoger beroep.
Kortom: bij een kandidaat met een concurrentiebeding is een kort geding altijd het overwegen waard.