“Meer vrouwen als leidinggevende gaat ongelijkheid niet tegen”

:
De vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies is niet toereikend om te zorgen voor gelijkheid of zelfs voor het verkleinen van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. "In elk geval niet in de huidige context waarin mannen dominant zijn in leidinggevende functies."

De verhouding in het aantal mannelijke en vrouwelijke leidinggevenden en bestuurders is nog lang niet in evenwicht. Dus is er veel aandacht voor hoe vrouwen naar de top kunnen doorgroeien. Maar wat zijn de effecten als ze er eenmaal zijn? Socioloog Dragana Stojmenovska onderzocht leidinggevende functies van mannen en vrouwen en laat zien dat deze aanzienlijk verschillen. Vrijdag promoveert ze met dit onderzoek – The Incomplete Integration of Women in Workplace Authority – aan de Universiteit van Amsterdam.

Uit haar onderzoek blijkt dat mannen vaker een leidinggevende functie hebben dan vrouwen. Dat niet alleen, mannen hebben eerder een leidinggevende functie met op zaken gerichte taken (zeggenschap over middelen van organisaties) en minder vaak een leidinggevende functie die met mensen te maken heeft (zeggenschap over personele middelen). Het bekende genderstereotype dat mannen geschikter zijn voor op zaken gerichte taken en dat vrouwen geschikter voor op mensen gerichte taken speelt hier een rol, blijk uit het proefschrift van Stojmenovska.

Minder middelen en meer overbelasting 

Mannen met een leidinggevende functie hebben verder prettiger werk dan vrouwen met een leidinggevende functie. Stojmenovska ontdekte dat vrouwen, vooral in leidinggevende functies, over minder middelen beschikken en meer te maken hebben met overbelasting op het werk. Mannen met leidinggevende functies hebben bovendien aanzienlijk hogere inkomsten en niet-economische middelen. Dat niet alleen, vrouwen met een leidinggevende functie maken het vaakst van alle werknemers melding van ervaringen met seksuele intimidatie, pesten op het werk en burn-outs. Mannen met leidinggevende functies doen juist minder vaak melding van een burn-out dan mannen zonder leidinggevende functie en zelfs het minst van alle werknemers.

Kortom: er is en blijft een genderkloof, ook als vrouwen leidinggevende functies krijgen. Dit geldt volgens Stojmenovska zeker in organisaties waar meer mannen werken en in organisaties waar mannen een status hebben die cultureel en in een organisatie als hoger wordt gezien – bijvoorbeeld in organisaties waar mannen een vast dienstverband hebben en vrouwen een tijdelijk dienstverband.

Genderkloof blijft

De vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies is daarom ook niet toereikend om te zorgen voor gelijkheid of zelfs voor het verkleinen van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, ‘in elk geval niet in de huidige context waarin mannen dominant zijn in leidinggevende functies. Om de genderkloof werkelijk te dichten zijn er volgens Stojmenovska diepgaandere veranderingen in het gendersysteem en in de huidige normen op de werkplek nodig.

“Daarmee bedoel ik dat sommige functies niet meer status moeten krijgen of hoger worden beloond dan andere als daar geen gegronde reden voor is”, licht ze desgevraagd toe. “Werkgevers kunnen hiertoe bijdragen door loon en status te heroverwegen. Nu worden bijvoorbeeld individuen met tijdelijke contracten niet altijd uitgenodigd voor belangrijke vergaderingen. Een werkgever kan daarin verandering brengen: door wel uit te nodigen en daarmee hun invloed en aanzien in de organisatie te vergroten.”

Dragana Stojmenovska promoveert op 18 maart om 14.00 uur in de Aula van de Universiteit van Amsterdam met haar proefschrift Men’s Place. The Incomplete Integration of Women in Workplace Authority. Promotor is prof. dr. B.G.M. Volker, copromotor is dr. S.M. Steinmetz.