Met de WTTA liever uitzendkrachten of ZZP’ers?

Op 15 april 2025 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten aangenomen. Het wetsvoorstel introduceert kortweg op basis van een normenkader een toelatingsstelsel bij werken met terbeschikkinggestelde arbeidskrachten onder leiding en toezicht van een derde. De beoogde inwerkingtreding van het toelatingsstelsel is 1 januari 2027.
Zijn in het kader van het einde van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 verschillende ondernemingen meer gebruik gaan maken van uitzendkrachten ten koste van ZZP’ers, de handhaving via de WTTA kan een waterbedeffect richting ZZP-schap creëren om drie redenen:
1. Regeldruk met bestuursrechtelijk sanctiemechanisme
Ten eerste introduceert de WTTA aanvullende verplichtingen voor inleners, waaronder:
- een inleenverbod: het is verboden om als inlener arbeid te laten verrichten door een arbeidskracht die ter beschikking is gesteld door een niet toegelaten uitlener.
- een administratieplicht: uiterlijk op de dag waarop de terbeschikkingstelling is aangevangen, registreert de inlener in de eigen administratie of de arbeidskracht een terbeschikkinggestelde arbeidskracht is.
- een bewaarplicht: de bovengenoemde administratiegegevens worden bewaard tot ten minste zeven jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de terbeschikkingstelling van de arbeidskracht is beëindigd.
- een meewerkplicht: de inlener verschaft aan een inspectie-instelling de benodigde inlichtingen en verleent de benodigde medewerking aan de totstandkoming van een rapport naleving normenkader.
- een controleplicht: inleners controleren zelf via een openbaar register of sprake is van een toegelaten uitlener.
Inleners kunnen bij overtredingen worden geconfronteerd met een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom of stillegging van werk. Het vorenstaande geldt los van andere inlenersverplichtingen op basis van andere grondslagen dan de WTTA, waaronder CAO’s en (implementatiewetgeving van) de Richtlijn beloningstransparantie.
2. Complexiteit
Ten tweede is de gestelde complexiteit van het beoordelen of iemand kortweg een opdrachtnemer of werknemer is kinderspel vergeleken met de complexiteit van de WTTA. De de aard en omvang van de regels die daarbij komt kijken: een wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) in combinatie met een systeem van bestuurlijke sancties, naast (zekere) CAO’s, toepasselijke wetten, besluiten en regelingen.
Niet voor niets is het eerdere vergunningenstelsel afgeschaft met de invoering van de Waadi en was de Afdeling advisering van de Raad van State kritisch op het voorgestelde certificeringsstelsel in haar advies daarover, zoals het Adviescollege toetsing regeldruk de WTTA een ‘papieren tijger’ noemde. Des te inhoudelijk opmerkelijk dat 140 Tweede Kamerleden ‘voor’ het wetsvoorstel hebben gestemd.
3. Kosten
Uitgangspunt van het toelatingsstelsel is dat de uitvoeringskosten voor rekening van de betreffende ondernemingen komen. Het is niet uitgesloten dat uitleners de aanvullende verplichtingen en aanverwante kosten gedeeltelijk zullen doorberekenen aan inleners.
En marktwerking kan verminderen dusdanig dat verdere concentratie plaatsvindt naar effectief enkele uitleners. Hierdoor kunnen de kosten van ZZP-schap versus uitzending verder uit de pas gaan lopen. Dat kan ondernemingen doen besluiten kritischer te zijn op bepaalde Waadi-constructies ten faveure van ZZP’ers.
De vorenstaande drie redenen los van zaken als de kans (bij het nemen van maatregelen) op verwezenlijking van enig (inlener)risico en de gevolgen daarvan.
Onvoldoende lerend vermogen voor effectief beleid
Ook in het WTTA-dossier lijkt hetzelfde verkeerd te gaan als in andere dossiers. Zaken missen voldoende praktisch-commercieel inlevingsvermogen en juridisch-strategische doordenking. De eenmaal ingeslagen weg moet naarstig verder worden doorlopen als ware een HSL-project. Schijntegenstellingen worden daartoe ingezet. Het aantal voorstanders van malafide uitzendondernemingen (of schijnzelfstandigen) is bijvoorbeeld dun bezaaid.
Stellingen komen daarbij willekeurig over. Wezenlijke onderdelen van het advies van de Commissie Roemer worden bijvoorbeeld juist niet gevolgd, terwijl voor bepaalde onderdelen hiernaar ter rechtvaardiging wordt verwezen; idem bijvoorbeeld voor onderdelen van de Commissie Borstlap.
De probleemanalyse is ondermaats, zoals ook de Afdeling feitelijk zegt. Essentiele verankeringen ontbreken terzake nut en noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit, te meer in verhouding tot andere arbeidsmarktvoorstellen als gesteld ‘samenhangend geheel’ of Europees recht.
“Wetgeving als arbeidsmarktinstrument wordt overschat en neveneffecten voor goedwillende ondernemingen, in het bijzonder opnieuw MKB, onderschat”
Ook in dit dossier zijn ambities onvoldoende realistisch, mondjesmaat gekoppeld aan een uitgewerkte visie en worden zaken veeleer niet concreet meetbaar gemaakt. Wetgeving als arbeidsmarktinstrument wordt overschat en neveneffecten voor goedwillende ondernemingen, in het bijzonder opnieuw MKB, onderschat, ook omdat onvoldoende acht wordt geslagen op onafhankelijke adviezen.
Illustratief voor dit dossier is wellicht dat nog voor de inwerkingtreding ervan met verschillende sectorale uitzonderingen op de toelatingsplicht wordt getornd aan het uitgangspunt van een gelijk speelveld en vaststaat dat de toelatingsplicht ook zal zien op ondernemingen die niet de primaire doelgroep waren van de Commissie Roemer. Dit doet verder complexiteit toenemen en draagvlak afnemen.
De WTTA schiet doel voorbij
De WTTA zal nog nodige voeten in de aarde hebben, gezien alle aanverwante terreinen en diverse toezichthouders. Een kritische Eerste Kamer is nu geboden. Het ‘micromanagement’ van de Tweede Kamer en het kabinet op niet-gekwantificeerde uitzonderingen ten koste van de eigenlijke uitdagingen moet een halt toe worden geroepen, ook ter bescherming van grote meerderheden aan welwillenden. De WTTA schiet haar doel voorbij. De politiek kijkt er naar en denkt wellicht zelfs goed daadkrachtig bezig te zijn.
“Zoals geen wijziging is vereist van artikel 7:610 lid 1 BW in het kader van het ZZP-dossier, is geen wijziging van de Waadi vereist voor het aanpakken van malafide uitleners”
Effectieve oplossingen
De crux zit ook hier in de kwaliteit van de dataverzameling, communicaties en besluitvormingsprocessen, alsmede complexiteitsreductie, naast consequente handhaving en toezicht in combinatie met risk management bij pluriformiteit.
Zoals geen wijziging is vereist van artikel 7:610 lid 1 BW in het kader van het ZZP-dossier, is geen wijziging van de Waadivereist om misstanden op de arbeidsmarkt tegen te gaan voor het aanpakken van malafide uitleners in het WTTA-dossier.
Wel is effectieve handhaving vereist, waartoe reeds een boete op artikel 12a Waadi (schending informatieplicht inleners) een eerste, wel effectieve stap zou kunnen zijn.
Personeelsmanagement: ZZP of WTTA?
Ondernemingen zullen zich moeten afvragen in het kader van personeelsmanagement of ze echt het WTTA-vaarwater (verder) willen èn moeten betreden met ook bijvoorbeeld minder mogelijkheid tot planning in verhouding tot het ZZP-dossier. Het antwoord op die vraag is geen uitgemaakte zaak, zeker niet wanneer de werkende begint te beseffen wat het arbeidsrechtelijk en pensioenrechtelijk voor het verleden betekent dat ‘leiding en toezicht’ sinds de uitzending niet is gewijzigd.