Amper invloed Chinese import-concurrentie op werkgelegenheid

De industriële werkgelegenheid in Nederland ondervindt amper invloed van de open mondiale markt. Regionaal is er enig effect.

De vrees voor banenverlies door toegenomen import-concurrentie uit onder andere China en de Midden- en Oost-Europese landen blijkt prematuur. Het verlies lijkt te worden gecompenseerd met banen-winst door de toegenomen exportkansen. Dit schrijft het CPB in het zojuist verschenen ‘Globalisering: geringe regionale effecten, wel onzekerheid’.

Meeste Nederlanders voelen zich niet benadeeld 

Regionaal is er wel een netto effect. Maar dit effect blijft per regio beperkt tot plus of min één procent van de totale werkgelegenheid over een periode van vijftien jaar. Dat komt overeen met het gevoel dat mensen hebben: acht op de tien Nederlanders voelen zich niet benadeeld door de open economie. 

Diegenen die dat wel voelen, zijn vaker lager- en middelbaar opgeleid. Ondervraagde werkenden geven aan vooral moeite te hebben met zeggenschap over en inhoud van hun werk. Ook maken ze zich zorgen over de versobering van de sociale zekerheid en de pensioenen.

Investeren in duurzame inzetbaarheid toch belangrijk

Al vallen de gevolgen van globalisering voor de industriële werkgelegenheid mee, individueel kan het wel tot tijdelijk baanverlies leiden. Investeren in duurzame inzetbaarheid en een sociaal vangnet zijn belangrijk om de onzekerheid door globalisering te verzachten. 

Regionaal pakt globalisering verschillend uit. Zo ondervindt de regio Eindhoven concurrentie door importen van elektronica en optische apparatuur uit China. Omdat de regio deze ook exporteert, blijft het effect op de industriële werkgelegenheid uiteindelijk beperkt. Kansen zijn er ook, zoals voor de regio Delfzijl, door de export van chemische producten.

Het CPB heeft voor deze publicatie samengewerkt met het SCP en de Rijksuniversiteit Groningen.