AOW-leeftijd opleidingsafhankelijk?
Lager opgeleiden beginnen in het algemeen niet alleen veel eerder met werken, hun levensverwachting is ook lager dan die van hoger opgeleiden. “Het gevolg hiervan is dat lager opgeleiden in relatie tot hun levensloop veel later AOW krijgen dan hoger opgeleiden”, constateert Egbert Kromme, actuaris en partner bij KPMG Advisory. Kromme: “Op jaarbasis lopen lager opgeleiden € 0,5 miljard á € 1,0 miljard aan AOW uitkering mis en 'subsidiëren' zij zo de hoger opgeleiden.”
Lager opgeleide betaalt langer mee
Iedereen die in Nederland woont, bouwt in de vijftig jaar die voorafgaan aan de AOW-leeftijd jaarlijks 2% van het AOW-recht op. Kromme: “Alle mensen waarvoor inkomstenbelasting wordt afgedragen, betalen mee aan de financiering. Vaak beginnen lager opgeleiden al op een leeftijd van 16 jaar met werken. Dat betekent dat zij ongeveer vijftig jaar meebetalen aan de AOW. Hoger opgeleiden beginnen vaak pas rond hun 25e met werken en betalen dus ongeveer veertig jaar mee aan de AOW. Dat betekent dat lager opgeleiden dus aanzienlijk langer meebetalen aan de AOW. Het feit dat lager opgeleiden gemiddeld minder verdienen en daardoor een lagere AOW premie betalen, compenseert zowel voor de langere periode dat premie wordt betaald als voor de lagere levensverwachting. Maar omdat de AOW wordt gefinancierd op basis van een omslagstelsel is dit minder relevant. Wel relevant is dat lager opgeleiden een kortere levensverwachting hebben dan hoger opgeleiden. De laagst opgeleiden krijgen daardoor gemiddeld vier jaar korter AOW uitgekeerd dan de hoogst opgeleiden. Dat betekent dat lager opgeleiden een aanzienlijk bedrag aan AOW mislopen ten opzichte van hoger opgeleiden. Deze ongelijkheid kan worden opgelost door de ingangsleeftijd van de AOW afhankelijk te maken van het opleidingsniveau.”
Invloed opleiding en inkomen op levensverwachting
Uit cijfers van het Koninklijk Actuarieel Genootschap blijkt dat in 2018 de gemiddelde levensverwachting van een 66-jarige 87 jaar bedraagt. Kromme: “Dat betekent dat de mensen die in 2018 recht op AOW krijgen gemiddeld 76% van hun levensverwachting hebben bereikt. Het verschil in levensverwachting tussen lager en hoger opgeleiden is echter groot en heeft een hoge correlatie met het inkomen en het welvaartsniveau. Mensen met een lage opleiding hebben vaak een lager inkomen en ook een lagere levensverwachting. Mensen met een hogere opleiding zijn in het algemeen in staat om een hoger inkomen te verwerven en hebben een hogere levensverwachting. Met ons ervaringssterftemodel hebben wij de invloed van opleiding en inkomen van mensen op hun levensverwachting bepaald. Het blijkt dat 66-jarigen zonder middelbare schoolopleiding in 2018 een gemiddelde levensverwachting hebben van 84 jaar. Zij krijgen met de in 2018 geldende AOW-gerechtigde leeftijd van 66 jaar pas op 79% van hun levensverwachting AOW uitgekeerd. Voor de 66-jarigen in 2018 met een afgeronde universitaire opleiding geldt een gemiddelde levensverwachting van 88 jaar. Zij krijgen dus al op 75% van hun levensverwachting AOW uitgekeerd.”
Percentage levensverwachting
Kromme pleit er dan ook voor om alle Nederlanders recht op AOW te geven wanneer zij eenzelfde percentage van hun levensverwachting hebben bereikt. Kromme: “Dit kan budgetneutraal bij 76%, rekening houdend met door het CBS onderscheiden klassen voor het opleidingsniveau. Dit betekent dat iemand met het laagste opleidingsniveau in 2018 een AOW-gerechtigde leeftijd van 64 jaar en 3 maanden heeft in plaats van 66 jaar. Voor de hoogst opgeleiden is dit 67 jaar en 3 maanden. Daar tussenin zitten nog twee opleidingsniveaus waarvoor in 2018 de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar en 3 maanden en 66 jaar en 3 maanden is. En het zal duidelijk zijn dat ook deze opleidingsafhankelijke AOW-gerechtigde leeftijd mee moet groeien met de toekomstige stijging van de levensverwachting. In de praktijk betekent dit dat ook de opleidingsafhankelijke AOW-gerechtigde leeftijd in de toekomst naar verwachting iedere twee tot drie jaar met drie maanden moeten worden verhoogd.”