Beoogde leer-arbeidsovereen-komst blijkt vaak ‘gewoon’ arbeidscontract: leerling is werknemer
In veel organisaties wordt gewerkt met zogeheten leer-arbeidsovereenkomsten wanneer een onervaren kracht naast zijn opleiding, werkervaring moet opdoen. In de leer-arbeidsovereenkomst zit doorgaans een ontbindende voorwaarde, die erin voorziet dat de leer-arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt indien de opleiding (niet succesvol) wordt beëindigd of wanneer de opleidingsinstelling een negatief studieadvies afgeeft als gevolg waarvan de leerling-werknemer gedwongen wordt de opleiding te stoppen.
“Gelet op de hoogte van de vergoeding en het feit dat er een gezagsverhouding bestaat is er al snel sprake van promotie tot werknemer”
In de praktijk verrichten veel leerling-werknemers evenwel – na verloop van tijd – dezelfde werkzaamheden als reguliere werknemers van de organisatie. Heeft dit gevolgen voor de status van de leer-arbeidsovereenkomst en van de ontbindende voorwaarde? Deze vraag is aan de orde gekomen in een kwestie waarover het hof Den Haag op 12 september 2023 heeft geoordeeld.
Werkneemster volgde de opleiding tot verpleegkundige aan het Albeda College in Rotterdam. In 2022 hebben Royaal Thuis en werkneemster een overeenkomst gesloten, genaamd “leer-werkovereenkomst”. Werkneemster heeft met de Stichting Albeda en Royaal Thuis een BBL-praktijkovereenkomst gesloten, zodat werkneemster binnen het bedrijf van Royaal Thuis het vak van verpleegkundige kon leren waarvoor zij bij het Albeda Collega een opleiding volgde.
Aspect van leren overheerste
Royaal Thuis heeft deze overeenkomst beëindigd omdat werkneemster de opleiding niet meer op tijd kon afronden en te vaak ziek was geweest. Volgens werkneemster is de overeenkomst die partijen hebben gesloten feitelijk een arbeidsovereenkomst en heeft Royaal Thuis deze overeenkomst beëindigd zonder daarbij de wettelijke regels in acht te nemen. Volgens Royaal Thuis was sprake van een leerovereenkomst, omdat in de verhouding tussen partijen het aspect van leren overheerste. De kantonrechter heeft Royaal Thuis in het gelijk gesteld.
De werkneemster gaat in hoger beroep. Het hof is van oordeel dat gelet op de hoogte van de vergoeding die werkneemster volgens de overeenkomst ontving, sprake is van een financiële tegenprestatie voor loonvormende arbeid. Tussen Royal Thuis en werkneemster bestond een gezagsverhouding en aan het criterium van ‘in dienst/gezag’ is voldaan.
Het hof is van oordeel dat het arbeidselement en niet het leerelement in de verhouding tussen werkneemster een Royaal Thuis overheerste. Dat betekent dat sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Niet is gebleken dat de ontbindende voorwaarde is vervuld. Werkneemster heeft zich inmiddels neergelegd bij het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Werkneemster heeft volgens het hof recht op een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
Gepromoveerd tot werknemer
Ik sluit niet uit dat er veel verborgen arbeidsovereenkomsten zijn die door partijen op papier zijn aangeduid als leer-arbeidsovereenkomst. Vaak staat daarin dat er geen sprake van een arbeidsovereenkomst is. De rechter kijkt evenwel naar de elementen van de arbeidsovereenkomst – gezag, arbeid en loon – en stelt dan vast of partijen de bedoeling hebben gehad een arbeidsovereenkomst te sluiten.
Moeilijkheid bij de recent gepubliceerde zaak is dat er nogal wat leer-arbeidsovereenkomsten zijn waarbij men op de vloer ervaring opdoet. Laat de ervaringsverstrekker de persoon in kwestie dan te veel los (‘je kunt het nu zelf wel’) dan zal de laatste sneller kunnen claimen gepromoveerd te zijn tot werknemer. De focus ligt dan immers minder op leren en meer op het uitvoeren van gebruikelijke werkzaamheden. Het is dus zaak het leerelement duidelijk contractueel te benoemen en de gemaakte afspraken ook zo uit te voeren.