Digitale monitoring bedreigt kwaliteit van het personeelsbeleid
Sinds de coronacrisis hebben werkenden vooral contact met hun leidinggevenden via digitale middelen. Werkgevers hebben steeds meer mogelijkheden om werkenden digitaal te monitoren. Deze digitale monitoring beïnvloedt de arbeidsverhoudingen. Sociale partners en overheid moeten het gesprek aangaan over grenzen aan de digitale technologie in de werkrelatie.
Die boodschap gaf het Rathenau Instituut mee aan de Tweede Kamer bij de presentatie van het rapport Werken op waarde geschat. Op verzoek van de Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzocht het Rathenau Instituut de rol van digitale monitoringstechnieken op de werkvloer en hun invloed op de kwaliteit van het werk. Het Rathenau Instituut houdt zich bezig met onderzoek en debat over de impact van wetenschap, innovatie en technologie op de samenleving.
Controleren en aansturen
In het rapport beschrijft het Rathenau Instituut de rol van digitale technieken in het personeelsbeleid van organisaties. Bedrijven zetten ze in bij het aannemen van nieuw personeel, het controleren, aansturen, ontwikkelen en ondersteunen van medewerkers. Daarbij ontstaan steeds meer mogelijkheden. Zo worden gezichtsanalyses en games worden gebruikt bij videosollicitaties, screenshots om thuiswerkers te controleren en er zijn apps om de gezondheid te meten. Doordat grote delen van de bevolking sinds de uitbraak van de coronapandemie vanuit huis werken, is het belang van digitale monitoringstechnieken de laatste maanden nog verder toegenomen.
Het onderzoek laat zien dat de meeste digitale middelen in beginsel een nobel doel hebben. Ze willen beslissingen ondersteunen en de kwaliteit van het werk verbeteren. Maar tegelijk veranderen ze ook de arbeidsverhoudingen en kunnen ze leiden tot een beperkt beeld van wat waardevol werk is.
Schadelijk voor privacy
De digitale hulpmiddelen gaan, aldus het Rathenau Instituut, per definitie voorbij aan het onmeetbare, zoals de waarde van sociaal contact tussen collega’s. Het rapport laat verder zien dat ze de privacy van werkenden kunnen schaden, tot discriminatie kunnen leiden bij werving- en selectieprocessen en kunnen bijdragen aan een toenemende werkdruk.
Bovendien blijkt dat diverse digitaliseringsmiddelen niet wetenschappelijk zijn onderbouwd. Videosollicitaties bijvoorbeeld gebruiken soms het niet bewezen verband tussen gezichtsuitdrukking en emotie en persoonlijkheid. En zelfs bij gevalideerde instrumenten moet een organisatie ze goed inbedden, maatregelen nemen tegen misbruik en leren ze op waarde te schatten. Anders ligt discriminatie van groepen, uitsluiting en verstoring van de verhoudingen tussen collega’s op de loer.