Onderzoek: gematigd stress-niveau beter voor productiviteit dan helemaal geen stress
Gematigde stressniveaus kunnen leiden tot betere prestaties op het werk. Hoge stressniveaus, vooral onder tijdsdruk, leidden tot een verslechtering van de prestaties. Maar helemaal geen stress is ook slecht voor de productiviteit. Dat is de strekking van het artikel Making Stress Work for Organisations van Felix Jan Nitsch en Luk Van Wassenhove van business school INSEAD, gebaseerd op hun eigen onderzoek, uitgevoerd via een rollenspel met 154 studenten van de WHU-Otto Beisheim School of Management.
Deelnemers aan het onderzoek namen de rol aan van inkoopmanager van een humanitaire organisatie met verantwoordelijkheid voor het bestellen van een bederfelijk hulpgoed. Ze werden verdeeld over vijf verschillende groepen: een groep zonder stressoren, met lage tijdsdruk, met hoge tijdsdruk, met een fysieke stressor (lawaai) en een emotionele stressor (emotionele foto’s), met een fysieke stressor en een neutrale afleiding (niet-emotionele foto’s).
De resultaten laten zien dat deelnemers die werden onderworpen aan een lagere tijdsdruk en emotionele foto’s een gemiddeld niveau van opwinding en fysiologische stress vertoonden. Ze plaatsten ook bestellingen die het dichtst bij de optimale waarde lagen. Daarmee presteerden ze beter dan degenen die aan geen enkele stressfactor waren blootgesteld. Deelnemers die werden blootgesteld aan hoge tijdsdruk ervoeren daarentegen een hoge mate van emotionele en fysiologische stress. Zij presteerden het slechtst en plaatsten orders die het verst van de optimale waarde verwijderd waren.
Beoordelen, meten en trainen
Op basis van hun bevindingen stellen de onderzoekers een drieledige aanpak voor: beoordelen, meten en trainen.
1. Beoordeel eerst wat op organisatieniveau stress veroorzaakt. Is het extreme tijdsdruk, een ‘flinterdunne foutmarge’ of een veeleisende klantenkring? Interventies moeten gericht zijn op structurele stressfactoren die de meeste stress veroorzaken. Stressoren zoals gematigde tijdsdruk kunnen daarentegen verwaarloosbare of zelfs positieve effecten hebben op de besluitvorming.
2. Meet vervolgens, binnen de grenzen van ethiek en privacy, stressniveaus bij individuele werknemers. Aangezien individuen verschillend reageren op stressfactoren, kan wat stressvol is voor de ene manager voor de andere een peulenschil zijn. Organisaties kunnen stressreacties meten via een eenvoudige vragenlijst en een hartslagmeter.
3. De derde stap is managers trainen om om te gaan met wat hen stress geeft. In het onderzoek namen de deelnemers betere beslissingen naarmate het experiment vorderde, ongeacht aan welke stressvolle conditie ze waren blootgesteld. Dit effect was het duidelijkst bij de groep met veel stress. Een adequate, realistische training kan dus goed helpen om stress te verminderen en de gevolgen ervan te beperken, beter in elk geval dan ander voorbereidend werk. De onderzoekers stellen voor dat bedrijven praktijkgerichte training of immersieve en virtuele simulaties gebruiken om managers te laten wennen aan stressvolle situaties.