Flexibilsering slaat door, vaste contract is de norm

Volgens veel werkgevers is de flexibilisering doorgeslagen en zou een balans van circa 70 procent vast en 30 procent flex wenselijker zijn.

Het afgelopen decennium is het aantal werknemers met een vast contract gedaald van 67 procent in 2007 naar 60 procent in 2015 (CBS). In dezelfde periode steeg het aantal mensen met een flexibel contract en ook het aantal zzp’ers nam toe.

Wat willen werkgevers eigenlijk?

Dit staat in het onderzoek ‘Vast en flex in vele vormen’ van het  Verwey-Jonker Instituut naar contractvormen. Hiervoor stelden onderzoekers Monique Stavenuiter, Marian van der Klein en Claire Aussems zich de vraag: wat willen werkgevers eigenlijk? Het rapport brengt hun feitelijk gedrag, motieven, voorkeuren en verwachtingen in kaart.

Hieruit blijkt onder meer dat ondanks alle discussie over flexibilisering het vaste contract nog steeds de meest voorkomende contractvorm is. Dit geldt voor alle bedrijven, ongeacht hun omvang. Wel geldt dat hoe groter een bedrijf is, hoe groter het percentage vaste krachten is.

Minder flexibel personeel bij grote bedrijven

Grote bedrijven werken relatief weinig met oproepkrachten en zzp’ers, kleine bedrijven huren juist meer oproepkrachten en zzp’ers in. Gedetacheerden, payrollkrachten en overig flexibel personeel worden weinig ingezet, waarbij het percentage gedetacheerden groeit naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt, terwijl het overig flexibel personeel overwegend afneemt.

Het percentage tijdelijke krachten (contracten voor bepaalde tijd) blijft redelijk constant naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt. Grote bedrijven hebben daarnaast de mogelijkheid om gebruik te maken van interne flexibiliteit, zoals overwerk, brede inzetbaarheid, flexibele en deeltijdcontracten.

Onderwijs grote uitzondering bij (semi-)publieke sector

De (semi)publieke sector heeft de meeste vaste werknemers in dienst. Volgens de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) 2014 gaat het om driekwart van de werknemers. Overigens zijn er ook hier verschillen. In het onderwijs is maar de helft van het personeel in vaste dienst en er wordt veel gewerkt met zzp’ers en freelancers.

In alle sectoren – met uitzondering van de overheid – is het aantal flexwerkers in de periode 2007-2015 gestegen. Het meest in de sectoren horeca en landbouw, bosbouw en visserij, waar in 2015 meer dan 60 procent uit flexibel personeel bestaat.

Geen grote verschillen tussen privaat en publiek

Ook uit de werkgeversenquête blijkt dat veel werkgevers (74%) nog steeds vaste contracten geven aan hun personeel. Er zijn wat dat betreft geen heel grote verschillen tussen de publieke en de private sector en ook hier is er alleen een verschil tussen bedrijven met minder en bedrijven met meer dan tien werknemers.

De kleine bedrijven geven relatief minder vaak een vast contract. Ook zijn er verschillen in het type tijdelijke contracten tussen de publieke en de private sector. De publieke sector werkt vaker dan de private sector met oproepkrachten, uitzendkrachten, gedetacheerden en mensen met min-maxcontracten of nul-urencontracten. De private sector werkt juist vaker met zzp’ers en freelancers.

In branchebijeenkomsten gaven deelnemers aan dat de flexibilisering is doorgeslagen en dat een balans van circa 70 procent vast en 30 procent flexibel personeel wenselijker is.

Ook veel onzekerheden bij een balans van 70-30

De onderzoekers stellen dat als dit werkelijkheid zou worden, er sprake zou zijn van een omslag in de bestaande trend naar méér flexibilisering. Maar, zo voegen zij er aan toe, ook een balans van 70-30 betekent dat nog altijd een groot deel van het personeel wel flexibel wordt ingezet, met de verschillende onzekerheden die daarbij horen.