Hoogleraar Henk Volberda: “Beperk arbeidsmigratie door verbeteren arbeidsvoorwaarden”
Beperken van de arbeidsmigrantie, zoals het kabinet-Schoof wil, kan leiden tot een halvering van de bedrijfsgroei. Bijna een kwart van de bedrijven verhuist de bedrijvigheid naar het buitenland. Ook een kwart overweegt bij het beknotten van arbeidsmigratie om productie af te schalen.
“Bedrijven die afhankelijk zijn van praktisch geschoolde arbeidsmigranten geven aan geen andere optie te zien dan het afschalen van de productie”
Deze bevindingen van de jaarlijkse Nederlandse Innovatie Monitor 2024 zijn onlangs door de Universiteit van Amsterdam en SEO Economisch onderzoek gepubliceerd in het economenvakblad ESB.
Bedrijven zetten bij aanzienlijke inperking van de arbeidsmigratie vooral in op het werven van Nederlandse werknemers, efficiënter werken door bijvoorbeeld automatisering of robotisering, en het opleiden en/of omscholen van het eigen personeel. Maar uiteindelijk zal een aanzienlijk deel van de productie verdwijnen.
Problemen voorkomen
“Het verhuizen van productie naar het buitenland betreft vooral het werk van theoretisch geschoolden”, zegt Henk Volberda, hoogleraar Strategie en Innovatie aan Amsterdam Business School, een onderdeel van de Universiteit van Amsterdam.
“Willen we toe naar een kenniseconomie met een hoge toegevoegde waarde, dan geeft dat een probleem. De Actie Beethoven van de regering om ASML tegemoet te komen met een investering in de regionale infrastructuur, is bedoeld om dit te voorkomen.”
Maar ook laaggeschoold werk dat het zonder arbeidsmigranten moet stellen, gaat problemen geven, voorziet Volberda. “Bedrijven die afhankelijk zijn van praktisch geschoolde arbeidsmigranten geven aan geen andere optie te zien dan het afschalen van de productie. Dat zijn bedrijven die voor hun productie gebonden zijn aan Nederland, bijvoorbeeld in de zorg, de schoonmaak, de horeca, agrarische sector of de distributie.”
Gevolgen op korte termijn
“Dit zijn sectoren die het nu al moeilijk hebben met op de arbeidsmarkt. Worden de mogelijkheden om gebruik te maken van arbeidsmigranten verder beperkt, dan voelen zij de gevolgen op korte termijn. Dat leidt tot bijvoorbeeld duurdere tomaten, langere wachttijden in de zorg of ruimten die niet meer altijd schoon zijn.”
De vraag die ook in de politiek is gesteld, is of het wel zo erg is dat bepaalde productie verdwijnt uit Nederland. “De Staatscommissie Demografische Ontwikkeling 2050 stelt dat ook ter discussie”, vervolgt Volberda. “Moeten wij wel het distributieknooppunt zijn van Europa met veel praktisch werk? De arbeidsomstandigheden van veel praktisch geschoolden zijn zo slecht, dat de maatschappelijke kosten ervan nauwelijks nog opwegen tegen de economische baten.”
Chatbots in callcentra
Het vervangen van arbeid door robotisering en automatisering noemt Volberda realistisch, maar niet voor de korte termijn. “Daar wordt al wel veel in geïnvesteerd, denk aan het vervangen van callcenter door chatbots en de automatisering van administratie.
Maar het duurt nog vijf tot tien jaar voordat dit leidt tot het vervangen van arbeid. Voorlopig werken mens en machine vooral nog naast elkaar. Bovendien valt zeker niet al het praktisch werk te automatiseren. Niemand wil naar een kapper waar alleen een robot werkt.”
Kleiner aanbod van arbeid
De kans dat het vraagstuk oplost doordat de werkloosheid oploopt en er dus meer mensen beschikbaar komen op de arbeidsmarkt, is volgens Volberda verwaarloosbaar. “De werkloosheid is al historisch laag en door vergrijzing neemt de beroepsbevolking alleen maar af. Het aanbod van arbeid wordt daardoor alsmaar kleiner, terwijl de vraag naar arbeid niet kleiner wordt.”
Als arbeidsmigratie al moet worden beperkt, is de meest zinnige oplossing volgens Volberda om de kosten neer te leggen bij werkgevers die er gebruik van maken. “Doe je als werkgever een beroep op arbeidsmigranten, zorg dan voor goede arbeidsvoorwaarden en goede huisvesting. Dat zal kostenverhogend werken, maar dat dwingt werkgevers tot aanpassing en vernieuwing.
Dat leidt bijna op een natuurlijke manier tot een rem op arbeidsmigratie die weinig economische waarde genereert. Dat is een bijna natuurlijke manier om arbeidsmigratie met weinig waarde te beperken, terwijl arbeidsmigratie met een hoge economische waarde behouden blijft.”