Hybride werken: bezint, eer gij begint!

Klokkenluiden vereist (meer) tanden voor klokkenluiders en het Huis voor Klokkenluiders
Hybride werken prijkt hoog op de bestuursagenda. Met alle (media)aandacht zou kunnen worden gedacht dat hybride werken verplicht is, een nieuw fenomeen is en iedereen het doet. Dat is niet zo.

Door Joost van Ladesteijn

Hybride werken is niet verplicht. Het is volgens de SER ook “geen doel op zich”. Hybride werken was al voer voor een sketch van Van Kooten en De Bie in 1986. De meerderheid van de mensen werkt niet hybride en de verwachting van het PBL is dat dit op de lange termijn ook zo zal blijven. Is hybride werken dus wel “the new normal”? Fundamenteler: is dat wenselijk?

“Het SER-advies erkent dat omtrent diverse onderwerpen adequaat onderzoek ontbreekt”

Op 31 maart 2022 verscheen het langverwachte SER-advies over hybride werken. De SER verwacht “dat hybride werken in de toekomst een structureler karakter zal krijgen in onze maatschappij”. De SER concludeert dat “hybride werken kan leiden tot positieve gevolgen”, maar dat dit “geen gegeven” is. Volgens de SER vraagt hybride werken om een “herijking van de juridische kaders en een goede balans van hybride werk binnen organisaties”.

“Eén van de belangrijkste aspecten hierbij is de zeggenschap over plaats en tijd en het kunnen leveren van maatwerk binnen organisaties”, alsmede “het stimuleren van gezamenlijke afspraken”. Daartoe stelt de SER voor “om bij bepaalde wijzigingen van de arbeidsplaats de toetsing te laten plaatsvinden op grond van de maatstaf van de redelijkheid en billijkheid”.

Het SER-advies schetst “best case”-scenario’s: de kansen van hybride werken kunnen worden benut, voor zover de risico’s ervan zich niet voordoen. Het advies stelt beperkt de vraag of hybride werken verstandig is of praktisch haalbaar.

Moeilijk te volgen conclusies

Het SER-advies erkent dat omtrent diverse onderwerpen adequaat onderzoek ontbreekt, veronderstelt het nodige en trekt soms moeilijk te volgen conclusies. Zo wordt “samengevat” ten aanzien van “de bestaande juridische kaders” dat een “andere balans nodig” is “om in de toekomst de kansen van hybride werk goed te benutten”. Die samenvatting volgt op een paragraaf over het wetsvoorstel Werken waar je wilt.

Daar haalt het SER-advies de Raad van State aan. Die adviseerde ten aanzien van dat wetsvoorstel dat “er op dit moment geen sprake is van een zodanig probleem of knelpunt dat de wetgever moet ingrijpen in de zeggenschap van werkenden over plaatsonafhankelijk werken”. Uit enige paragraaf daarvoor volgt niet dat een andere balans nodig is. Integendeel. Bij de noodzaak voor aanpassing van juridische kaders kunnen verdere vragen worden gesteld. Zo is de norm van de redelijkheid en billijkheid reeds in artikel 7:611 BW vervat.

Leiderschapsstijl

Het SER-advies bevestigt wel risico’s van hybride werken ten aanzien van (i) samenwerking en innovatie, (ii) productiviteit, (iii) werkdruk (waaronder verborgen overuren en werk buiten reguliere werktijden), (iv) werknemerstevredenheid en -betrokkenheid, (v) werk-privé-balans, (vi) mogelijkheid tot een adequate hybride werkplek, (vii) privé-kosten, (viii) (informeel en spontaan) leren en ontwikkeling (waaronder onboarding en vereiste skillsets), (ix) gelijke behandeling,

(x) cultuur (waaronder 2-track-cultuur, handhaving en toezicht, leiderschapsstijl en sociale cohesie), (xi) communicatie (waaronder afstemming), (xii) welzijn en gezondheid (waaronder aansprakelijkheid op basis van de zorgplicht of wellicht ontbreken daarvan voor andere locaties dan de thuiswerkplek), (xiii) fiscaliteit, sociale zekerheid en administratie (waaronder grenswerkers), (xiv) ICT (waaronder cybersecurity) en (xv) privacy (waaronder vertrouwelijkheid).

Bedrijfseigen beleidsvisie 

De voordelen van hybride werken op afname van publieke middelen, mobiliteit en congestie, alsmede de woning- en kantoormarkt relativeert ook het SER-advies reeds. Ervaring leert dat van hybride werken een succes te maken valt door voor optimale vormgeving ervan gezamenlijk een bedrijfseigen beleidsvisie te ontwikkelen met een integrale aanpak op juridisch, cultureel, strategisch en operationeel vlak.

Een “one size, fits all”-benadering, bij een onderwerp waarbij het in de kern draait om individuele zeggenschap en maatwerk, betekent het binnenhalen van het paard van Troje. De te benutten kansen van hybride werken zullen dan verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de uitdagingen die het zal meebrengen.

Joost van Ladesteijn is partner en advocaat bij Vertex Legal B.V.,een boetiekkantoor in juridisch, cultureel en strategisch managementadvies.