Overheid minder in trek: 1 op de 5 ambtenaren zegt binnen een jaar te willen vertrekken

Werken bij de overheid is kennelijk niet zo aantrekkelijk meer. Een groot deel van het overheidspersoneel denkt aan opstappen en het merendeel wil dat nog dit jaar doen. De meest genoemde motieven om te vertrekken zijn een te laag loon en een te hoge werkdruk

Door: Hans Beckers

Ik vertrek. Dat zegt één op de vijf werkenden in de publieke sector. En dan niet alleen: ze willen de overheid zelfs binnen een jaar al vaarwel zeggen. Dat blijkt uit onderzoek van de Algemene Centrale van Overheidspersoneel, ACOP.

Met het onderzoek onder ruim 11.000 ambtenaren wilde ACOP (het samenwerkingsverband van de FNV, AOb, NPB, AFMP en MARVER) achterhalen hoe werkenden in de publieke sectoren hun werk ervaren en wat er volgens hen aan schort.

De antwoorden zijn weinig bemoedigend. Een greep: slechts een op de drie ambtenaren voelt zich gewaardeerd door de samenleving, driekwart vindt het loon niet in verhouding staan tot wat er van ze wordt verlangd, twee op de drie ervaren bij de uitvoering van hun werk last van de tekorten in de publieke sector en ruim een kwart voelt zich wel eens sociaal onveilig op de werkvloer. En misschien wel het meest schokkend van alles: 20 procent zegt de publieke sector binnen een jaar te willen verlaten.

Zorgwekkende uitkomst

Die uitkomst is nog zorgwekkender dan die van het salaris- en arbeidstevredenheidsonderzoek dat Bureau Berenschot in samenwerking met Binnenlands Bestuur vorig najaar hield. Daarin gaf een op de zeven werknemers aan te overwegen nog binnen een jaar de publieke sector te verlaten. Vooral de werkdruk was daar debet aan.

Er is al sprake van een nijpend personeelstekort in de publieke sector en afgaand op beide onderzoeksuitkomsten wordt het er niet beter op. Integendeel, een op de vijf geeft nu in het ACOP-onderzoek aan de sector te willen verlaten. Op de vraag als je van baan zou wisselen, waar zou je dan naartoe willen? Hierop werden de volgende antwoorden gegeven: 18,4 procent zou naar een organisatie buiten de publieke sector willen vertrekken.

De redenen die de respondenten noemen om te vertrekken zijn divers. Behalve het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (6 procent) zijn de meest genoemde motieven een te laag loon en een te hoge werkdruk (ruim 22 procent). Te weinig doorgroeimogelijkheden en een slechte werk-privébalans scoren ook opvallend hoog (ruim 11 procent). Te weinig autonomie en een onprettige werksfeer wordt door respectievelijk 8 en bijna 7 procent van de respondenten als vertrekreden aangegeven.

Terugdringen marktwerking

Volgens de FNV, AOb, NPB, AFMP en MARVER is een tweeledige oplossing nodig om de publieke sector te versterken. Ten eerste betreft dat flinke investeringen voor het verbeteren van de kwaliteit van het werk en de werkomstandigheden van werknemers – lees vooral een hoger loon en een lagere werkdruk.

En ten tweede: terugdringing van de marktwerking. Twee derde van de deelnemers aan de enquête geeft aan dat marktwerking een probleem is voor de publieke sectoren. Bij het terugdringen van marktprikkels hoort volgens ACOP onder meer het harder sturen op goed werk en sociale meerwaarde bij publieke aanbestedingen. ‘Kies niet altijd voor het goedkoopste bedrijf, maar voor het bedrijf dat het publieke belang het best behartigt.’

Bron: Binnenlands Bestuur, Sijthoff Media