Waarom nog wachten op de verplichte vertrouwenspersoon?

Laat nieuwe wet werkgevers klokkenluiders beter beschermen?
Nadat veel vrouwen hun verhaal deden in het kader van de #metoo-beweging, blijven gevallen van grensoverschrijdend gedrag in de publiciteit komen.

Door Willemijn Jansma, arbeidsrechtadvocaat bij HVG Law LLP

Ruim 1 miljoen werkenden gaven in 2020 in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden aan eens of vaker te maken te hebben gehad met intimidatie door collega’s, leidinggevenden en/of klanten. Dergelijk ongewenste omgangsvormen tasten de sfeer op de werkvloer aan en kunnen leiden tot psychische klachten en hoger ziekteverzuim.

“Op grond van de wet hebben werkgevers echter ook een zorgplicht ten aanzien van niet-werknemers”

Om een veilige werkomgeving te creëren is al in oktober 2020 het wetsvoorstel verplicht stellen van een vertrouwenspersoon ingediend. Dat wetsvoorstel heeft enige tijd stilgelegen, maar werd vorige maand ingebracht bij de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer.

Het wetsvoorstel beoogt ongewenste omgangvormen op het werk terug te dringen. Immers, iedere werknemer heeft recht op een veilige werkomgeving. Vertrouwenspersonen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen vanwege de laagdrempelige ondersteuning die zij kunnen bieden. Het wetsvoorstel creëert een recht op toegang tot een vertrouwenspersoon en beoogt de positie van de vertrouwenspersoon te versterken door (ontslag)bescherming.

Huidige regeling

Op grond van de huidige Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) is het al de verantwoordelijkheid van werkgevers om werknemers te beschermen tegen ongewenste omgangsvormen. Werkgevers dienen passende maatregelen te treffen, maar zijn vrij in de invulling daarvan.

Het wetsvoorstel introduceert een nieuw artikel in de Arbowet. Dit bevat onder meer het recht van werknemers om zich te wenden tot een vertrouwenspersoon, de verplichting voor de werkgever om een vertrouwenspersoon intern of extern aan te wijzen en het instemmingsrecht van de ondernemingsraad (of personeelsvertegenwoordiging) met betrekking tot de keuze van de vertrouwenspersoon.

Het wetvoorstel laat werkgevers vrij in de keuze om een interne en/of een externe vertrouwenspersoon aan te wijzen. In de praktijk zal moeten blijken of een dergelijke vrije keuze effectief genoeg zal zijn, temeer nu het veelal niet om incidenten gaat maar om een bepaalde bedrijfscultuur waarin grensoverschrijdend gedrag getolereerd wordt. Binnen zo’n cultuur is een werknemer mogelijk minder snel geneigd zich te melden bij een interne vertrouwenspersoon.

Van belang is bovendien dat deze verplichting op grond van de Arbowet slechts zal gelden ten aanzien van werknemers, dus niet voor vrijwilligers of zzp’ers. Op grond van de wet hebben werkgevers echter ook een zorgplicht ten aanzien van niet-werknemers, zoals zzp’ers. Het is dan ook niet ondenkbaar dat niet-werknemers ook toegang tot een vertrouwenspersoon dienen te krijgen.

Wat kunnen werkgevers (alvast) doen?

Overigens hoeft een werkgever natuurlijk niet af te wachten totdat het instellen van een vertrouwenspersoon een verplichting wordt. Een vertrouwenspersoon kan ook vrijwillig worden aangewezen. Ter voorbereiding op het wetsvoorstel kunnen werkgevers alvast intern of extern inventariseren of een geschikte werknemer of een derde bereid is de rol van vertrouwenspersoon op zich te nemen. Deze vertrouwenspersoon moet voldoende ruimte krijgen voor de vervulling van de functie.

Van belang is ook dat de vertrouwenspersoon de functie zelfstandig kan vervullen en beschikt over voldoende deskundigheid. Werkgevers dienen de vertrouwenspersoon daarin te ondersteunen, zoals het aanbieden van scholing. Vergeet vervolgens niet om een instemmingverzoek in te dienen bij de ondernemingsraad voordat je deze vertrouwenspersoon daadwerkelijk aanwijst.

Gezien de recente voorbeelden zou het verstandig zijn dit onderwerp alvast op de agenda te zetten, als het er niet al op staat.

Willemijn Jansma is arbeidsrechtadvocaat bij HVG Law LLP en houdt zich voornamelijk bezig met adviseren en procederen op het gebied van arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht.