Opinie: Hoe menselijk zijn we als organisatie eigenlijk?

Opinie: Hoe menselijk zijn we als organisatie eigenlijk?
Het woord menselijk is in opmars. Maar hoe zit het met de daden? Is onze organisatie wel altijd zo menselijk?

Door Jancees van Westering

Termen als ‘menselijk’ en ‘de menselijke maat’ duiken steeds vaker op in het narratief over personeelsbeleid, leiderschapsontwikkeling en klantbehandeling. Is dat iets om blij van te worden of ligt het misschien toch wat genuanceerder?

Het groeiend aantal Chief Happiness Officers lijkt een indicatie dat er niet alleen over menselijkheid wordt gepraat

Als de populariteit van woorden betekent dat de inhoud ervan belangrijk wordt gevonden met het voornemen om er echt wat aan te doen, dan is het natuurlijk goeds nieuws dat het woord menselijk in de lift zit. Als de roep om menselijkheid en menselijke maat vooral weerspiegelt dat het met die waarden gruwelijk uit de hand dreigt te lopen, heb je reden om je zorgen te maken. De vraag is welke kant het op gaat.

Happiness

Illustratief is de nadruk die tijdens de CHRO Day 2021 op het begrip menselijkheid werd gelegd: met name als tegenwicht tegen de oprukkende technologie. De vers gekozen CHRO er van het jaar, Tjahny Bercx, onderstreepte het belang van empathie nu technologie steeds meer taken overneemt. En in het verlengde hiervan klonk de roep om ‘meer mentale en fysieke ondersteuning van medewerkers in reactie op hoge werkdruk, conflicten en aandoeningen’.

Al even illustratief is de opkomst van de term employee happiness. Die twee woorden brachten een beweging op gang die startte als een hype, maar inmiddels een vaste plek heeft veroverd in het HR-denken. Met regelmaat zie je ze op LinkedIn voorbijkomen: foto’s van juichende Aspirant Chief Happiness Officers, die hun diploma hebben behaald en nu aan de slag gaan met werkgeluk – en menselijkheid – in hun organisatie.

Verbinding

Het groeiend aantal actieve Chief Happiness Officers lijkt op z’n minst een indicatie dat er niet alleen over menselijkheid wordt gepraat maar dat er ook wel degelijk het nodige aan wordt gedaan. Uit de resultaten van onderzoek naar de tevredenheid van werknemers blijkt daarbij dat een overgrote meerderheid (73%) voldoende tot ruim voldoende werkgeluk ervaart. Dat wijst er toch op dat het met de menselijke maat niet zo slecht is gesteld!

Op zoek naar nieuwe inzichten leg ik Google de vraag voor: ‘Hoe menselijk is onze samenleving?’ Het eerste item dat opplopt betreft een verhaal van psychiater en filosoof Paul Verhaeghe, onder de titel ‘Hoe onze samenleving eenzame individuen creëert’. Een samenleving die steunt op individualisering en competitiedrift creëert mensen die lijden aan sociale angst en depressie. En dat gebeurt met name op de werkvloer. De oplossing ligt volgens Verhaeghe in verbinding: dat mensen meer samenwerken en elkaar minder beconcurreren.

Waar denk ik zelf aan bij het begrip menselijke samenleving? Natuurlijk aan de schokkende verhalen rond de Toeslagenaffaire. Aan berichten over medewerkers in de zorg die hun baan opzeggen omdat ze onvoldoende aandacht kunnen geven aan hun patiënten en cliënten (want empathie kost tijd). Aan de film ‘Sorry we missed you’ (Ken Loach) over de uitbuiting en ondergang van een flexibel ingezette pakketbezorger. En tenslotte met een knipoog aan die groothandel in huishoudelijke apparaten die reclame maakt onder het motto: ‘Alles voor een glimlach’. Helaas: bijna allemaal voorbeelden van hoe het misgaat met de menselijkheid.

Tweedeling

‘Je hebt als mens de morele plicht om te blijven hopen’ heeft een wijze man eens gezegd, iemand waarvan de naam mij is ontschoten. En natuurlijk is er reden om te hopen dat de frequentie waarmee woorden als menselijk, empathie en verbinding nu worden uitgesproken, wijst op een nieuwe tijd: met beduidend meer aandacht voor menselijkheid en menselijke maat.

Wanneer het gaat om schaarse, getalenteerde kenniswerkers kan ik mij dat goed voorstellen: het is immers van belang om rekening te houden met hun werkgeluk. Want zo kan je ervoor zorgen dat je professionals beter functioneren en minder geneigd zijn om over te stappen naar de concurrentie.

Bij al die andere, meer uitwisselbare – en economisch minder relevant geachte – medewerkers en burgers mag je hopen dat het streven naar menselijkheid boven het eigen belang uitstijgt. Alleen dan krijgen we een menselijke samenleving zonder tweedeling in (werk)geluk.