NOW-regeling: zo wordt uw subsidiebedrag berekend
Werkgevers hebben er een paar weken op moeten wachten, maar de volledige tekst van de NOW-regeling inclusief een toelichting van de minister van SZW is inmiddels definitief. Vrijdag maakt UWV bekend of aanvragen – zoals het streven is – maandag 6 april kunnen worden ingediend. Inmiddels circuleren er wel al verschillende besprekingen van de NOW-regeling.
CHRO.nl baseert zich hieronder op de gedetailleerde toelichting die AWVN geeft bij de uitwerking van de regeling. Deze geeft in eerste instantie voldoende detail voor een goed beeld van de regeling (aanvraagtermijnen, definities van de loonsom en van het omzetverlies, rekenmodules en voorbeeldberekeningen) en de verschillende uitzonderingen die de regeling bevat.
Als download vindt u hieronder bijgevoegd:
- Gezamenlijke presentatie die de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN), Vereniging voor Arbeidsrecht (VvA) de Vereniging voor Jonge Arbeidsrechtadvocaten (VJAA)
1. Doel en aard van de NOW
De NOW heeft als doel om het in tijden van acute en zware terugval in de omzet (van ten minste 20%), voor werkgevers mogelijk te maken om hun werknemers zoveel mogelijk in dienst te houden voor de uren die zij werkten voordat er sprake was van die zware terugval.
Werkgevers kunnen op grond van de NOW een subsidie ontvangen, met als doel het tegemoetkomen in de betaling van de loonkosten van alle werknemers die in dienst zijn bij de werkgever. Dat zijn werknemers met een contract voor onbepaalde tijd en werknemers met een flexibel contract voor zover zij in dienst blijven en loon ontvangen van de werkgever gedurende de periode waarover de subsidie wordt verstrekt.
Ook uitzend- en payrollbureaus kunnen een aanvraag indienen voor zover zij hun uitzend- en payrollkrachten in dienst houden.
Formeel start de aanvraagperiode op 14 april, maar het UWV streeft ernaar om de regeling vanaf 6 april 2020 uit te kunnen voeren. Het UWV zal op vrijdag 3 april 2020 meedelen of dit mogelijk is.
De regeling geldt niet alleen voor de coronacrisis, maar ook voor andere buitengewone omstandigheden, zoals een omzetdaling als gevolg van brand in het bedrijf van de werkgever.
2. Inhoud van de regeling
• De werkgever moet een omzetdaling hebben van ten minste 20%, naar keuze in de meetperiode:
– 1 maart t/m 31 mei 2020, of
– 1 april t/m 30 juni 2020, of
– 1 mei t/m 31 juli 2020.
De keuze voor de meetperiode moet worden gemaakt bij de aanvraag, en kan later niet meer worden aangepast. Een werkgever hoeft niet aan te tonen in welke mate de coronacrisis bijdraagt aan de omzetdaling van ten minste 20%.
• Het percentage omzetdaling wordt vastgesteld door de omzet in de meetperiode te delen door de omzet van geheel 2019, gedeeld door vier. Er wordt niet gecorrigeerd voor groei van de onderneming of voor seizoensinvloeden.
Verkregen subsidies en andere bijdragen uit publieke middelen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij scholen en culturele instellingen, worden gelijkgesteld met omzet.
• De subsidie over de loonsom bedraagt 90% van het percentage omzetdaling.
Het percentage van 90% van de totale loonsom is een maximumpercentage dat zal worden uitbetaald bij een omzetdaling van 100%. Is de omzetdaling lager, dan zal de subsidie evenredig lager worden vastgesteld. Bij een omzetdaling van 50% bedraagt de subsidie 45% (= 50% van 90%) van de loonsom en bij een omzetdaling van 20% bedraagt de subsidie 18% (= 20% van 90%), etc.
• Ongeacht de gekozen meetperiode wordt de subsidie altijd gegeven over de loonsom van maart tot en met mei 2020.
Er zal worden gewerkt met een voorschot van 80%. Voor de berekening van het voorschot wordt gebruik gemaakt van een referentieperiode, omdat de loonsom van maart tot en met mei 2020 natuurlijk nog niet bekend is. Die referentieperiode is januari 2020. Als er over januari 2020 geen loongegevens zijn, gaat het UWV uit van november 2019. Als er ook geen gegevens zijn over dit tijdvak, kan er geen subsidie worden toegekend.
• Voor de loonsom wordt van het sociale-verzekeringsloon uit tegenwoordige dienstbetrekkingen uitgegaan. Voor aanvullende lasten en kosten zoals werkgeverspremies en werknemersbijdragen aan pensioen en de opbouw van vakantiebijslag wordt een vaste forfaitaire opslag gehanteerd van 30%.
• Loon boven € 9.538 bruto per maand, twee keer het maximum dagloon, komt niet voor subsidie in aanmerking.
• In formule is de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening: A x B x 3 x 1,3 x 0,9.
Hierbij staat A voor het percentage van de door de werkgever verwachte omzetdaling; B voor de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald met inachtneming van de maximering op € 9.538. De factor 1,3 staat voor de vaste opslag met 30%, en 0,9 voor het subsidiepercentage van 90%.
• Voor werkgevers die bestaan uit één rechtspersoon of natuurlijk persoon gaat het om de (verwachte) omzetdaling op het niveau van de natuurlijke persoon of rechtspersoon. Als sprake is van een samenstelling van rechtspersonen geldt de omzetdaling op concernniveau; daarmee wordt zo goed mogelijk aangesloten bij het verband tussen de omzetdaling en inzet van personeel en bij wat in jaarrekeningenrecht gebruikelijk is.
3. Aanvraag, voorschot en toekenning van de subsidie
Werkgevers dienen, naast het opgeven van gegevens als bedrijfsnaam en loonheffingennummer, de volgende stappen te doorlopen.
• De aanvraagperiode voor subsidie loopt van 14 april tot en met 31 mei 2020. Het UWV streeft evenwel naar een eerdere startdatum, namelijk 6 april. Of deze datum gehaald zal worden, is nog niet bekend. Aanvragen kunnen alleen worden ingediend via het daarvoor ontworpen formulier dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld.
• De werkgever vraagt subsidie aan voor de loonsom in maart, april en mei in verband met een terugval in omzet van meer dan 20%.
• Als de werkgever verwacht dat het effect van de huidige situatie pas met vertraging in de omzetcijfers zichtbaar wordt, kan de werkgever aangeven dat hij de meetperiode voor de omzetvergelijking één of twee maanden later wil laten aanvangen. De loonsom blijft ook in deze gevallen de loonsom van maart, april, mei 2020.
• De werkgever noteert de verwachte omzet in de drie maanden van de gekozen meetperiode en vergelijkt deze met de totale omzet in 2019, gedeeld door vier, zodat beide cijfers zien op een omzet over drie maanden.
• Op basis daarvan berekent de werkgever het omzetverlies in procenten. Dat percentage wordt op het aanvraagformulier ingevuld.
• Voor bijzondere situaties (het bedrijf bestond niet gedurende geheel 2019; het bedrijf maakt deel uit van een groter geheel), bevat de nadere toelichting op het formulier aanwijzingen voor de juiste berekening van het omzetverlies.
• Sommige werkgevers zijn onderdeel van een groep, of hebben meerdere loonheffingsnummers. Als deze werkgever voor zijn gehele loonsom in aanmerking wil komen voor subsidie, zal de werkgever meerdere aanvragen moeten indienen, namelijk rechtspersoon binnen de groep, of per loonheffingennummer. De werkgever dient wel de omzetdaling op te geven die hij voor de gehele onderneming verwacht; hij vult dus bij elke aanvraag dezelfde omzetdaling en dezelfde meetperiode in.
• Als de werkgever een WTV-aanvraag heeft gedaan waarop nog niet is beslist, wordt de WTV-aanvraag geacht een aanvraag te zijn om subsidie op grond van de NOW. De werkgever moet dan wel de WTV-aanvraag aanvullen met de nog ontbrekende informatie.
Nadat positief op de aanvraag is beslist, zal het UWV een voorschot verlenen van 80% van de subsidie zoals deze wordt berekend op basis van de bij de aanvraag geleverde gegevens over de verwachte omzetdaling. Gegevens over de loonsom baseert het UWV op de polisadministratie, waarbij als uitgangspunt de maand januari 2020 wordt genomen. Voor het UWV geldt een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.
De betaling van het voorschot vindt plaats in drie termijnen. In de praktijk wordt ernaar gestreefd de betaling van de eerste termijn van het voorschot te laten plaatsvinden binnen 2-4 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.
Binnen 24 weken na afloop van de periode waarover de NOW is toegekend, dient de werkgever vaststelling van de subsidie aan te vragen. In beginsel is hierbij een accountantsverklaring vereist. Waarschijnlijk geldt dit niet voor kleine ondernemingen. Er wordt naar gestreefd om binnen vier weken na publicatie van de regeling duidelijkheid te geven onder welke grens een accountantsverklaring niet is vereist. De regeling kan op dat punt nog worden aangepast. Binnen 22 weken na ontvangst van deze aanvraag zal het UWV de definitieve subsidie vaststellen. Bij de afrekening kan sprake zijn van een nabetaling of, als bijvoorbeeld om het omzetverlies lager is uitgevallen, terugvordering.
4. Belangrijkste verplichtingen voor de werkgever
• Er wordt verwacht dat de werkgever zich inspant om de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden en werknemers dus door te betalen. Een daling van de loonsom zal dan ook gevolgen hebben voor de hoogte van de uiteindelijke subsidie waar de werkgever aanspraak op kan maken.
• De werkgever vraagt na 18 maart 2020, gedurende het tijdvak waarover subsidie is verleend, geen ontslagvergunning bij het UWV aan wegens bedrijfseconomische redenen. Doet hij dit toch, dan kan hij de aanvraag binnen 5 werkdagen na indiening intrekken. Handhaaft hij de aanvraag toch, dan wordt de loonsom waarover subsidie wordt verleend verminderd met de loonsom van de desbetreffende werknemers, verhoogd met 50%.
• De werkgever is verplicht de subsidie uitsluitend aan te wenden voor de betaling van de loonkosten.
• De werkgever is verplicht de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, of bij het ontbreken daarvan, de werknemers te informeren over de subsidieverlening.
• Indien aan de werkgever loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend, informeert de werkgever het college van B&W dat de loonkostensubsidie heeft verleend, over de subsidieverlening op grond van deze regeling
5. De definitie van omzet (zie p. 17 en 18 van de Toelichting bij de NOW)
Voor de definitie van omzet wordt aangesloten bij de omzetdefinitie in het jaarrekeningenrecht. Kern is dat het omzetbegrip in deze regeling zo dicht mogelijk aansluit bij het activiteitenniveau van de onderneming, instelling of het concern. Dit is van belang omdat de ontwikkeling van de omzetdaling daarmee voor een belangrijk deel kan samenhangen.
Op grond van de begrippen in het Burgerlijk Wetboek (artikel 2:377, lid 6 BW) en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ 940) wordt uitgegaan van de netto-omzet, waarbij het gaat om de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon onder aftrek van kortingen en dergelijke van over de omzet geheven belasting. Opbrengsten zijn baten die ontstaan bij de uitvoering van de normale activiteiten van een onderneming. Dit betekent dat omzet wordt verantwoord als de activiteiten betrekking hebben op de levering van goederen of diensten voor een specifieke klant waarmee een (verkoop)contract is gesloten.
6. Tweede tranche (verlenging maatregel)
De mogelijkheid om de noodmaatregel met drie maanden te verlengen, wordt nadrukkelijk opengehouden. Daarover zal voor 1 juni 2020 besloten worden, zodat deze tweede tranche aansluit op de eerste aanvraagperiode die op 31 mei eindigt. Bij verlenging kunnen voor de tweede tranche nadere voorwaarden aan de regeling worden toegevoegd.
7. Subsidie uitsluitend voor werknemers, sociaal verzekerd in Nederland
Op grond van de NOW kan een werkgever alleen een subsidie krijgen voor zover het gaat om lonen van werknemers die sociaal verzekerd zijn in Nederland. Dit geldt bijvoorbeeld voor gedetacheerde werknemers die in Nederland sociaal verzekerd zijn op basis van Verordening (EG) 883/2004 (Coördinatieverordening) of sociale-zekerheidsverdragen. Dit betekent ook dat rechtspersonen of natuurlijke personen die in het buitenland gevestigd zijn en werkgever zijn van in Nederland sociaal verzekerde werknemers, een beroep kunnen doen op de NOW.
Lonen van werknemers die niet sociaal verzekerd zijn in Nederland, worden niet meegeteld voor de berekening van de loonsom waarover subsidie ontvangen.
Met betrekking tot de omzetdaling van een groep (artikel 2:24b BW ) dan wel een daarmee gelijkgestelde constructie (de moeder-dochtermaatschappij van artikel 2:24a BW) geldt het volgende: niet-Nederlandse rechtspersonen of natuurlijke personen zonder in Nederland verzekerd SV-loon, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de omzetdaling van de Nederlandse en niet-Nederlandse onderdelen met in Nederland verzekerd SV-loon van de groep. De band met het behoud van werkgelegenheid in Nederland is dermate klein dat het niet gerechtvaardigd is om de omzetdaling tevens over deze groepsonderdelen te berekenen.