Slechts 1 op de 5 werkt thuis tijdens coronacrisis

De dringende oproep van premier Rutte om zoveel mogelijk thuis te werken, heeft geleid tot hooguit een verdubbeling van het aantal thuiswerkers.

Werknemers met een ICT-beroep werkten in het tweede kwartaal van 2020 het vaakst (deels) vanuit huis. Ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder is het aandeel thuiswerkers onder ICT-werknemers verdubbeld, tot ruim 40 procent. Dat is de grootste toename van alle beroepsklassen. Vooral werknemers van het hoogste beroepsniveau doen hun werk of een deel daarvan thuis. Dit komt naar voren uit nieuwe CBS-cijfers.

Vrijwel gelijk gebleven

Managers, werknemers met een creatief of taalkundig beroep, en werknemers met een pedagogisch beroep verrichten ook relatief vaak werk vanuit huis. Maar bij managers en werknemers met een pedagogisch beroep is het niveau in vergelijking met hetzelfde kwartaal een jaar eerder vrijwel gelijk gebleven. In de creatieve en taalkundige beroepen is wel een groter deel van de werknemers (ook) thuis gaan werken in het tweede kwartaal.

Daartegenover staan werknemers in beroepen die zich minder lenen voor thuiswerk, zoals dienstverlening, transport en logistiek, of agrarische beroepen. Zowel voor als tijdens de coronacrisis werkten zij relatief weinig vanuit huis.

Toename werk vanuit huis

In het tweede kwartaal van 2020 waren er 7,4 miljoen werknemers, van wie er 6,5 miljoen daadwerkelijk aan het werk waren. De rest had wel betaald werk maar werkte niet, bijvoorbeeld in verband met vakantie, ziekte of omdat dat niet mogelijk was vanwege de coronamaatregelen. 

1 op de 5 werknemers die wel werkten gaf aan in de voorafgaande week werk mee naar huis te hebben genomen. Eerder schommelde dit aandeel tussen de 10 en 15 procent. Gemiddeld werkten ze 23 uur per week thuis van hun totale gebruikelijke arbeidsduur (gemiddeld 34 uur per week). Hiervan waren 19 uren betaalde arbeidsuren.