Wie wordt er ‘slimmer’ door kunstmatige intelligentie?

De razendsnelle adoptie van kunstmatige intelligentie (AI) heeft belangrijke gevolgen voor kenniswerkers. Zo maken HR-professionals steeds vaker gebruik van AI-applicaties zoals ChatGPT, bijvoorbeeld bij het ondersteunen van het wervingsproces of het analyseren van personeelsverloop. Maar wie wordt er nu echt “slimmer” door AI?

Het klinkt als een slim concept: kunstmatige intelligentie. Het woord intelligentie impliceert een bepaalde mate van slimheid en kennis. De Van Dale definieert intelligent als “vlug van begrip” en intelligentie als “verstandelijk vermogen”. Nu heeft AI geen verstandelijk vermogen, maar lijken AI-apps wel vlug van begrip. Ik denk dat we allemaal op enig moment versteld hebben gestaan van waartoe chatbots in staat zijn – en hoe snel ze tot een output komen.  

Zorg voor een eerlijke verdeling van AI-dividend 

AI-gebruik heeft gevolgen voor de aard van het werk. Verschillende onderzoeken laten zien dat werknemers in groeiende mate AI gebruiken bij hun werkzaamheden. Het CBS heeft enkele weken geleden de AI-monitor gepubliceerd, waaruit blijkt dat bedrijven steeds vaker AI-technologieën gebruiken, voornamelijk door grotere bedrijven.

Winnaars en verliezers van AI-gebruik

Voornamelijk kenniswerkers kunnen profiteren van het gebruik van AI-apps. Steeds meer studies laten zien dat de mens-AI-interactie tot positieve werkuitkomsten leidt. Zo toont onderzoek onder kenniswerkers aan dat zij efficiënter kunnen werken en tot een hogere kwaliteit output komen. Hierdoor ontstaat (cognitieve) ruimte voor een hogere kwaliteit werk. Bovendien blijkt de interactie tussen medewerker en AI tot meer creatieve output te leiden dan wanneer medewerkers geen toegang hebben tot AI-apps.  

Er is natuurlijk ook een keerzijde. Als AI complexe taken kan uitvoeren en efficiënter kan werken, dan blijft saaier werk over, of bestaat de AI-interactie uit het controleren van de AI-output door de medewerker. Daarnaast bestaat het risico dat kennis minder waard wordt, dat we in interactie met AI minder leren en er dus cognitieve luiheid optreedt.  

Experimenten uit het onderwijsdomein laten zien dat de prestaties van studenten met AI verbeteren, totdat de toegang tot ChatGPT wordt weggenomen en deze studenten juist slechter presteren. Er kan dus een afhankelijkheid van AI ontstaan die écht leren in de weg staat. Het is als sporters die trainen met een kruk, maar die tijdens de wedstrijd niet mogen gebruiken en daardoor minder presteren. Leren is niet gelijk aan presteren.  

Verdelen van AI-dividend

Dus wie profiteert er eigenlijk van AI? Oftewel: wie is echt slim wanneer AI wordt ingezet? Is het de medewerker of de organisatie? Of allebei? Het is aan CHRO’s om ervoor te zorgen dat het AI-dividend eerlijk wordt verdeeld en een goede balans gevonden wordt tussen productie en welzijn. Als de output beter en creatiever wordt en het werk efficiënter, dan is het belangrijk dat niet alleen de werkgever profiteert door bijvoorbeeld hogere productiviteit, maar dat ook de werknemers baat hebben bij dit gebruik door bijvoorbeeld een hogere kwaliteit van werk.

Dit kan worden bewerkstelligd door te zorgen voor voldoende autonomie, afwisseling en uitdaging in het werk, in samenwerking met AI – zodat medewerkers ook gemotiveerd zijn om met AI te werken.  

Bovendien is het belangrijk dat medewerkers niet slechts repetitieve taken uitvoeren of de AI-output controleren en valideren, maar juist door slim gebruik te maken van AI hun werk interessanter en uitdagender maken. Hiervoor hebben ze nieuwe kennis nodig over het effectief gebruiken van AI (ook wel AI-geletterdheid genoemd) en daarnaast doen ze extra kennis op over de nieuwe taken die ze uitvoeren. CHRO’s moeten hierbij zorgen dat medewerkers getraind worden om effectief én kritisch met AI om te gaan.  

Door een dergelijke inzet van AI worden zowel de organisatie als haar medewerkers slimmer!