Leiders hoeven niet te deugen om succes te hebben
Twee alfamannetjes die deze week in Nederland het nieuws haalden waren kickbokskampioen Badr Hari en oud-politiekorpschef Gerard Bouman. Hari bokst op 10 december tegen zijn uitdager Rico Verhoeven, regerend wereldkampioen sinds november 2013. Op een persconferentie deze week zei Hari vooruitlopend op de match: ‘Ik sla Ricootje in de eerste ronde knock-out. Is die titel geen drol meer waard.’ Gespierde taal heet dat.
‘Ik faal nooit’
Volgens zijn jeugdtrainer, die de gezichtsuitdrukkingen van zijn vroegere pupil tijdens de persconferentie thuis voor de buis minutieus had bestudeerd, was hij “bloednerveus”. Misschien was Bouman ook bloednerveus toen hij de bekritiseerde reorganisatieplannen voor de omvorming van 26 korpsen tot één Nationale Politie er doordrukte met de uitspraak: ‘Ik faal nooit’. Aan lef in elk geval geen gebrek.
Die uitspraak heeft de oud-korpschef daarna meermalen herhaald. Normaal neem je zo’n kwalificatie met een flinke korrel zout, maar opgetekend uit de mond van een hoge ambtenaar blijft hij hangen. Je vraagt je af welk effect zo’n houding heeft op medewerkers. Zolang je niet faalt, ontlenen ze er wellicht vertrouwen aan. Bepaald geen overbodige luxe voor de geplaagde organisatie die de politie is.
Maar om als leider effectief te zijn lijkt integriteit een belangrijkere voorwaarde. Dit stralen leiders uit wiens acties getuigen van diepere morele waarden. Divers onderzoek toont aan dat medewerkers onder zulke leiders beter presteren. De gedachte daarachter is dat morele integriteit vertrouwen wekt. Daardoor voelen mensen zich meer betrokken bij de leider en daardoor bij de organisatie als geheel.
Leiders hoeven geen heilige te zijn
Toch plaatst een aantal onderzoekers vraagtekens bij de veronderstelling dat het hebben van morele waarden doorslaggevend is om als leider voldoende integer over te komen. Volgens Hannes Leroy, universitair docent HRM aan de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit, hoeft een leider helemaal geen heilige te zijn. Het gaat er vooral om dat je handelt naar wat je zegt, ofwel: “practice what you preach”. Dit toont Leroy aan in een studie uit 2015, uitgevoerd samen met onderzoekers Simons en Collewaert.
Volgens hun meta-analyse blijkt dat 'behavioral integrity' (integriteit van gedrag), aanzienlijk sterker samenhangt met de bereidheid van medewerkers om te willen bijdragen en beter te presteren dan de aanwezigheid van morele waarden. Zo beïnvloedt 'walking the talk' zowel de productiviteit van medewerkers, als de prestaties van het team als de winst van de totale organisatie, schrijft Leroy.
Het onderste uit de kan halen
De verklaring hierachter is, dat ondersteunend gedrag het effect van communicatie substantieel versterkt. Met andere woorden “behavioural integrity” zorgt voor eenduidige communicatie. Dat maakt dat mensen goed weten wat er van ze verwacht wordt. Volgens Leroy treedt dit effect op ongeacht of de achterliggende waardenset van de leider wel of niet moreel is. We willen van leiders dat ze doen wat ze zeggen. Zo houden z ons gemotiveerd om het onderste uit de kan te halen.
Dat is goed nieuws voor alfamannetjes: zolang ze hun drieste uitspraken maar waarmaken, de daad bij het woord voegen, staan zij behoorlijk sterk. Misschien verklaart het de immense populariteit van Badr Hari in zijn thuisland Marokko. Volgens kickboksstatistieken won hij 92 van de 118 wedstrijden waarin hij uitkwam met een knock-out, ofwel bijna 80 procent. In dat opzicht doet hij dus wat hij zegt, meestal.
Helaas voor de Nationale Politie heeft oud-korpschef Bouman zijn uitspraak “Ik faal nooit” niet kunnen waarmaken. Je kunt de lat ook te hoog leggen voor jezelf. De ruim 60.000 politieambtenaren verdienen beslist beter, dat is zeker.