Helft beroepsbevolking wil ‘ouwelullendagen’ houden
Slechts 1 op de 5 jongeren ziet de seniorendagen het liefst voor iedereen afgeschaft.
De stelling: “De leeftijdsdagen (ook wel seniorendagen of ‘ouwelullendagen’ genoemd) moeten voor iedereen worden afgeschaft” is aan ruim 3500 personen uit de Nederlandse beroepsbevolking voorgelegd. Precies de helft van de beroepsbevolking is het oneens met deze stelling en 20% is het eens, zo blijkt uit onderzoek van Intelligence Group.
De overige 30 procent staat er neutraal tegenover. Tussen de generaties zien de onderzoekers wel de nodige verschillen. Hoe ouder de doelgroep, des te vaker men het oneens is met de stelling. 63% van de vijftigplussers is tegen afschaffen van de ouwelullendagen. Opvallend is wel dat de groep die het (zeer) eens is met de stelling nagenoeg gelijk is binnen de generaties, namelijk rond de 20%.
Minste animo voor afschaffen seniorendagen
Wanneer wordt ingezoomd op de verschillende sectoren, zien we grote verschillen als het gaat om voorkeuren voor het behoud van de seniorendagen. Bijna twee derde van de werknemers in de transport/vervoer en opslag ziet niets in het afschaffen van de seniorendagen.
Andere sectoren waar dit ook niet op veel steun hoeft te rekenen zijn bouwnijverheid, openbaar bestuur, industrie en de zorg. Daarentegen is er binnen de zakelijke dienstverlening en landbouw, bosbouw en visserij slechts sprake van een kleine groep die graag wil vasthouden aan de seniorendagen.
Symbool voor de verschillen tussen generaties
Geert-Jan Waasdorp, directeur Intelligence Group: ‘Seniorendagen staan steeds vaker ter discussie bij cao-onderhandelingen. Ze staan symbool voor de verschillen tussen generaties op de werkvloer, en geven argumenten aan werkgevers over kosten en de onaantrekkelijkheid van de vijftigplusser.’
Werkgevers en werknemers doen er volgens Waasdorp verstandig aan om deze dagen om te zetten in scholingsdagen om de groep aantrekkelijk te houden. Beter dan ze onaantrekkelijk te maken met een ‘kadootje uit de tijd dat mensen rond hun zestigste met pensioen gingen.’